Augustus 2001

Avonturen van de rode bosmier

Een tijdschrift is geen TV, laat staan een bioscoop, maar we doen ons best. Grasduinen presenteert: de mierenoorlog in stripvorm. Dat blijft behelpen, dus is de plot aangepast en zie je een sterk vereenvoudigde versie. Maar spannend is het wel, en… eind goed, al goed.

De eiwit-oorlog

1. Het is begin april. De mieren zitten al zes maanden op een kluit, helemaal onderin hun hoop. Bij een constante temperatuur van 10 graden wachten ze tot het buiten warm genoeg is.

2. Eentje is er de klos. Die moet gaan voelen of het al kan. Straks zal hij komen melden dat de laatste sneeuwrandjes aan het wegsmelten zijn.

3. Want een dag later komen ze allemaal tegelijk naar buiten. Eindelijk weer eens lekker zonnen, na al die koude maanden binnen!

4. Mieren kunnen niet zweten, dus in de felle zomerzon wagen ze zich niet. Dan raken ze oververhit. Maar in dit eerste waterige lentezonnetje zijn ze voorlopig domweg gelukkig. Tegelijkertijd activeert de zonnewarmte belangrijke klieren.

5. Als ze genoeg opgewarmd zijn, nemen ze blijkbaar volkomen uit zichzelf bepaalde taken op zich. Deze twee verkenners rennen over het zand, op zoek naar voedsel.

6. Hier duiken ze diep in een paardebloem, om hun volk van nectar te voorzien. Want de wintervoorraden raken langzaam op: er moet brood op de plank komen.

7. Ondertussen is deze bouwvakker begonnen met de herstelwerkzaamheden na de winter. Het tochtgat dat een vervelende specht in januari gemaakt heeft, wordt keurig gerepareerd.

8. De eerste larven zijn al uitgekomen. Die hebben vooral eiwit nodig om straks te verpopppen tot broodnodige transportmier, of pakweg voedster.

9. De rups is voor deze mier een tube eiwit in gezinsverpakking. Na een paar beten met mierenzuur wordt hij willoos naa het nest vervoerd.

10. Dankzij het eiwit van de rups groeien de larven voorspoedig op, bijgestaan door hun hoedsters. Bij mierenvolk A is het leven goed.

11. Maar aan de andere kant van het bos heerst hongersnood. Er wordt wanhopig gezocht naar eten, waarbij de mier rechts gewond raakte. Nu offert ze zich op, ze wordt voedsel voor de rest.

12. Dan gebeurt het onvermijdelijke. Volk B stuit op een verkenner van vlk C, dat om dezelfde reden met een kruistocht naar voedsel bezig is.

13. Soortgenoten zijn geen aantrekkelijke prooi, want die zijn net zo weertbaar als jijzelf. Maar als ze de enige beschikbare bron van eiwit zijn, worden al snel de eerste vreemdelingen afgeslacht.

14. Al snel woedt er een oorlog, waarbij duizenden mieren elkaar te lijf gaan. Ze lijken er willekeurig op loste bijten. Maar via geurstoffen worden hun nestgenoten feilloos herkend.

15. Er wordt gruwelijk gestreden, met z’n tweeën, drieën of desnoods zessen tegelijk.

16. Sportief gedrag bestaat niet, voor eiwit moet alles wijken.

17. Dat blijkt als er eentje plotseling iets heel anders dan een soortgenoot te pakken heeft. er zijn vliegjes in de buurt terecht gekomen!

18. En er landen er steeds meer in de bomen om de strijdende mieren heen. Met een wonderbaarlijke vanzelfsprekendheid staken de mieren hun strijd. Erop af! Elk volk kiest z’n eigen boom.

19. De oorlog is voorbij en overal zie je zoenende mieren. Niet uit liefde, die ene krijgt gewoon iets te eten van die andere. Toch heeft het wel iets met liefde te maken.

Want voedsel is vrede.

EINDE