21 april 2001
Voor filmmaker Josephine Hamming vormt de mierenkolonie een directe afspiegeling van de menselijke maatschappij. In haar documentaire The War of the Ants toont ze het wel en wee van de rode bosmier. “Het zijn dan wel mieren die ik film, maar het gáát over mensen.”
Soms is het oorlog onder de mieren. Het is een zeldzaam fenomeen, maar als het voedsel schaars is, trekken de legers van naburige mierenhopen tegen elkaar ten strijde. In een massagevecht dat veel weg heeft van een middeleeuwse veldslag vallen de werksters uit concurrerende nesten elkaar aan. Hoewel zij uiterlijk hetzelfde zijn, herkennen mieren feilloos de tegenstander uit het andere nest. Ze grijpen elkaar met hun sterke kaken, sjorren aan poten en voelsprieten en spuiten bijtend mierenzuur vanuit hun achterlijf.
De strijd gaat door tot laat in de avond, zolang de temperatuur het toelaat. De volgende ochtend vroeg verzamelen de troepen zich alweer op het slagveld, en dat kan zo dagen doorgaan. Inzet van de strijd is eiwit (rupsen, luizen, kevertjes), dat hard nodig is om de larven te voeden die net uit het ei zijn gekropen. Het strijdgewoel vormt het hoogtepunt van de natuurdocumentaire The War of the Ants, waarin de Amsterdamse filmmaker Josephine Hamming een fascinerend beeld geeft van het leven van rode bosmieren in Nederland. Hamming werkte vijf jaar aan de film (onderbroken door allerlei andere projecten) en riep de hulp in van wetenschappers en amateurs om het gedrag van mieren beter te begrijpen en om de juiste plekjes te vinden waar de mierenkolonies zich in de natuur bevinden. Met macro-apparatuur en opnamen door een endoscoop weet Hamming de krioelende insecten heel dichtbij te brengen. Een levensechte computeranimatie brengt een scène in beeld die niet gefilmd kon worden: een verzorgende mier die een larve rechtop houdt terwijl deze zich inspint om te verpoppen.
“Misschien scheiden ze tijdens dat zwieberen met hun achterlijf geurstoffen af.” Hamming stortte zich volledig op het onderwerp. In een glazen bak in haar studio hield ze jarenlang een kolonie van vierduizend rode bosmieren. “Ik zette er een zwartwit-camera op en verbond die met een monitor op mijn bureau. Zes uur per dag, bij het behandelen van de post, onder het bellen met mensen, tijdens het schrijven van scripts, continu kon ik in de gaten houden wat de mieren uitvoerden.”
“Zo ontdekte ik op een dag dat sommige mieren met hun achterlijfjes bewogen. Ik zag duidelijk dat ze iets te vertellen hadden. Ik meldde mijn waarneming aan Gert Jan de Bruijn, een van de biologen die mij adviseerden, en hij vond het heel interessant. Zoiets was nog nooit waargenomen. We weten nog verdomd weinig van de communicatie van mieren. Misschien scheiden ze tijdens dat zwieberen met hun achterlijf geurstoffen af, een soort cocktail stel ik me voor waarbij stof A zegt ‘het is tien meter ver’, stof B ‘het is groot’ en stof C ‘het ligt in het noordwesten’. Of zoiets. Het lijkt op wat bijen doen om soortgenoten duidelijk te maken waar voedsel is.” In de film komt de ontdekking van Hamming terug, maar het blijft bij een waarneming, waarvan de betekenis onduidelijk is. “Plotseling klimt er een mier op de zeepkist en schudt met zijn achterlijf. Wetenschappers zijn er net achter dat dit een onderdeel van hun taal is. Daar zouden we wel meer van willen weten.”
Harmke Pijpers levert prachtig commentaar, maar het blijft een beetje onbevredigend. Hier is nog een taak weggelegd voor entomologen. In 1997 kreeg The War of the Ants de Japanse Best Nature Education Award, één van de drie topprijzen op het gebied van natuurfilms. Hamming: “In Japan bestaat grote waardering voor dit soort films. Japanners kunnen er zelf ook wat van! Maar in Nederland ben ik nauwelijks bekend. Tussendoor maak ik bedrijfsfilms om het geld te verdienen waarmee ik andere films kan maken. Ik heb nog nooit subsidie gehad. En dat terwijl Nederland toch een documentaireland is. De IDFA (International Documentary Festival Amsterdam) heeft alleen ruimte voor maatschappelijk betrokken films. Mijn film viel buiten de criteria. Daar ben ik het niet mee eens: het zijn dan wel mieren die ik film, maar het gáát over mensen.” Want de wereld is één grote mierenkolonie, vindt Hamming. “Als je vanuit de ruimte op de aarde neer zou kijken, ziet de mensenmaatschappij er net zo uit: een belachelijk krioelend vervoer, zo oneconomisch. Maar dat zien we niet omdat we zo zijn ingezoomd op onze eigen leefmethode. Ik herken mezelf in een mier. Niet dat ik dieren menselijke eigenschappen toedicht, maar het gedrag van mieren komt in sommige aspecten duidelijk overeen met dat van mensen. En juist om dat terug te zien bij die kleine beestjes, is interessant.”
Hamming gaat ver in het doortrekken van de parallel. Subtiele achtergrondgeluiden bij de beelden van de mierenkolonie refereren aan menselijke activiteiten: drilboren bij het herstellen van het nest, tromgeroffel bij de stammenstrijd.Het maakt de film bijzonder in het genre, waarin het doorgaans not done is om zo emotioneel betrokken te raken en waar de wetenschappelijke objectiviteit hoog in het vaandel staat. “Maar ook de wetenschapper is subjectief, daar ontkomt geen mens aan. Film is een en al poppenkast, dat wil ik ook niet onder stoelen of banken steken. Het is een knipoog naar de werkelijkheid. Er zijn zoveel mogelijkheden om de waarheid te vervormen. Ik vind dat mensen dat moeten weten.”
Ja, natuurlijk, zaterdag, NCRV, Ned.1, 17.05-17.55u.